DE ETAPPES VAN HET MONASTIEKE LEVEN

Eerst is er een eerste ervaring van het monastieke leven. Het is een tijd waarin men de Persoon en het leven van Jezus leert kennen, door het Evangelie te bestuderen. Door Christus, en in Hem, luisterend naar de Heilige Geest, wordt de Persoon van de Vader geleidelijk geopenbaard.

De inkleding markeert het intreden in het monastieke leven. Deze etappe van het POSTULAAT is een tijd van onderscheiding en geestelijke en leerstellige vorming gedurende welke de jonge monnik of de jonge moniale een levende steen van de gemeenschap wordt, verantwoordelijk voor de onophoudelijke verborgen liturgie van het hart. De geestelijke hulp die nodig is voor zijn/haar groei wordt gegeven.

Daarna komt de tijd van het NOVICIAAT die voorbereidt op de EERSTE PROFESSIE. De novice leert zich gelijkvormig te laten maken met de drievoudige luister van de genade van Christus in zijn gehoorzaamheid, zijn zuiverheid en zijn armoede. Het geheel van de vorming die hem/haar wordt geboden doorheen catecheses, lezingen, studie, en geestelijke begeleiding, maakt het hart gereed voor de verborgen werking van de Heilige Geest, met het oog op zijn/ haar monastieke toewijding.

De EERSTE PROFESSIE wordt gevierd tijdens een Eucharistieviering om duidelijk te maken dat de Kerk instaat voor deze daad waarin de monnik of de moniale zich engageert ten aanzien van God en de gemeenschap, voor een duur van vijf jaar door de geloften van zuiverheid, armoede, bekering, gehoorzaamheid, stabiliteit en onophoudelijke groei in de liefde. De familie en vrienden worden uitgenodigd om deel te nemen aan de vreugde van deze toewijding.

Enkele jaren later wordt de EEUWIGE PROFESSIE in de eenzaamheid gevierd, waarbij de monnik of de moniale zich definitief en onherroepelijk engageert, “tot de dood toe”, om volgens de geloften te leven. Een cyclus van Bijbelstudie, filosofie, patristiek en theologie vult de monastieke vorming aan die ontvangen werd vanaf de eerste jaren dat men in het monasterium verbleef.

Na hun eeuwige professie worden de monniken die daartoe de roeping ontvangen, tot priester gewijd voor een priesterschap in de eenzaamheid. Dit wordt in naam van de Kerk onderscheiden door de Prior van Betlehem.